Woo-documenten Eenheid Limburg
Wijze van openbaarmaking documenten met betrekking tot verkeersovertredingen
De documenten met betrekking tot verkeersovertredingen die openbaar worden gemaakt en/of die feitelijk verstrekt zijn, zijn kopieën conform de originelen en op de fotokopieën zijn geen wijzigingen of iets dergelijks aangebracht.
De wet geeft regels over de manier waarop documenten openbaar gemaakt moeten worden. Een kopie kan worden gegeven als die kopie de verlangde informatie bevat met betrekking tot de documenten. Daarmee wordt voldaan aan de vereisten van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), in het bijzonder artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a van die wet. De gevraagde documenten die u krijgt zijn dan in een voor u gemakkelijke en toegankelijke vorm beschikbaar. Als het niet wordt toegezonden, wordt dat in de brief vermeld en/of op deze website. De wet- en regelgeving geven niet aan dat de politie verplicht tot verstrekking van originele documenten. Ook is de politie niet verplicht tot digitale toezending op de enkele grond dat de verzoeker hierom vraagt.
Artikel 7, eerste en tweede lid van de Wob geven het volgende aan:
1. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
2. Het bestuursorgaan verstrekt de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
Documenten die bij de politie berusten
In de brieven staat dikwijls vermeld "Overige documenten zijn niet beschikbaar" en/of " Uit ingesteld onderzoek blijkt dat bij de politie verder geen ander document berust dat informatie/gegevens bevat die u verlangt op grond van uw verzoek over de desbetreffende verkeersovertreding. Met andere woorden een dergelijk document bestaat bij de politieorganisatie dan ook niet", dan wel woorden van gelijke aard en/of strekking. Voor zover dit onduidelijk kan zijn, wordt hierbij opgemerkt dat hiermee bedoeld wordt dat geen andere documenten in welke vorm dan ook beschikbaar zijn of bestaan op het moment van indiening van het verzoek en daarom niet bij de politie berusten. Naar vaste rechtspraak dient het begrip “berusten” feitelijk te worden uitgelegd, en wel in die zin dat een document, dat zich fysiek onder een bestuursorgaan bevindt, voor dat bestuursorgaan bestemd is, en waarover dat bestuursorgaan – gelet op diens bevoegdheden – zeggenschap heeft, en derhalve onder het bereik van de Wob valt. Is hiervan sprake, dan wordt dat document als een document in de zin van de Wob beschouwd. Documenten dienen door de politie gelijk veilig te stellen op het moment dat een Wob-verzoek wordt ingediend.
Voor meer informatie
- uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 april 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:1791
- uitspraak van de Nationale ombudsman van 4 augustus 2011, rapportnummer 2011/228
- uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4235
Verschil besluit tot openbaarmaking en feitelijke verstrekking
Indien aan u documenten gezonden worden, moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het besluit tot openbaarmaking en anderzijds de feitelijke verstrekking. Over de documenten die feitelijk verstrekt zijn, kan reeds eerder - dat wil zeggen eerder dan de datum van de brief die u bekomt - besloten zijn tot openbaarmaking. Indien tegen dat (eerdere) besluit tot openbaarmaking geen rechtsmiddelen aangewend, kan van de juistheid van dat besluit worden uitgegaan.
Gelet op de strekking van de Wob is, na het eerste verzending van de documenten, de informatie voor een ieder toegankelijk. Een reactie op een verzoek van latere datum dan van dat besluit, moet dan ook worden aangemerkt als een verzoek om het verrichten van een feitelijke handeling. Voor zover de brief een feitelijke handeling is, houdt die brief geen besluit in als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb omdat die brief geen (publiekrechtelijke) rechtsgevolgen heeft en overigens ook niet gelijk te stellen is met een besluit.
Voor meer informatie wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0634